NIEUWSBRIEF PRINSJESDAG

NIEUWSBRIEF PRINSJESDAG

Prinsjesdag, op de derde dinsdag van september 2017 heeft het demissionaire kabinet nieuwe plannen gepresenteerd. Wij brengen u graag op de hoogte van de voorgestelde wet- en regelgeving. Naast de gebruikelijke tarieven wijzigingen, van onder andere de tarieven inkomstenbelasting, zijn er nogal wat (fiscale) wijzigingen in 2018.

Een samenvatting van de belangrijkste plannen vindt u in deze nieuwsbrief.

HOOGTE MAXIMALE HYPOTHEEK

Een geldverstrekker dient bij de bepaling van de maximale hypotheek rekening te houden met twee grenzen. Het gaat hierbij om inkomensnormen (Loan-to-income) en de marktwaarde van de woning (Loan-to-value). De laagste van deze twee grenzen bepaalt het maximale leenbedrag. In 2017 bedraagt de LTV-ratio 101%. Met ingang van 1 januari 2018 mag het maximale leenbedrag 100% van de waarde van de woning bedragen.


VERRUIMING HYPOTHEEK TWEEVERDIENERS

In 2018 kunnen tweeverdieners een hogere hypothecaire geldlening krijgen. In 2017 mocht bij de berekening van de maximale hypotheek het inkomen van de minst verdienende partner voor 60% worden meegeteld. Vanaf 2018 wordt dit verhoogd tot 70%.

HYPOTHEEKRENTEAFTREK

Het maximale tarief waartegen hypotheekrente van de inkomstenbelasting kan worden afgetrokken wordt jaarlijks verlaagd met 0,5%. Afgelopen jaar gold een percentage van 50%, in 2018 wordt dit 49,5%. In 2041 ligt de ondergrens van de verlaging, het percentage zal dan 38% worden. Let wel, voor de bijtelling van het eigenwoningforfait geldt deze tariefverlaging niet. Voor deze bijtelling geldt een maximaal tarief van 51,95%.

AFSCHAFFEN RENTEAFTREK OP RESTSCHULDEN

In 2018 vervalt de restschuldregeling die in 2012 als tijdelijke crisisregeling is ingesteld. Een restschuld kan ontstaan wanneer bij de vervreemding van een eigen woning de verkoopopbrengst lager is dan de eigenwoningschuld. De restschuldregeling houdt in dat degene die na verkoop van zijn eigen woning een restschuld heeft, de rente over deze restschuld nog maximaal vijftien jaar fiscaal in aftrek mag brengen. Aan het einde van dit jaar loopt deze renteaftrek af, de regeling wordt in 2018 niet verlengd. Voor de restschulden die tussen 28 oktober 2012 en 31 december 2017 zijn ontstaan, blijft de renteaftrek behouden.

Voor de restschulden die ontstaan op of na 1 januari 2018, geldt dat deze niet langer in box 1 vallen. Deze nieuwe restschulden betreffen een schuld in box 3. De rente is niet aftrekbaar, maar de lening verlaagt de grondslag voor de vermogensrendementsheffing in box 3 wel.

 

MINDER BELASTING OVER BOX 3

De belasting welke voortkomt uit sparen en beleggen wordt in 2018 verlaagd. De vrijstelling van

€ 25.000,- blijft hetzelfde. Onderstaand een overzicht van de huidige en de nieuwe tarieven.

Eerste schijf belast vermogen € 0 – € 75.000        
2017: (67% x 1,63% + 33% x 5,39% =) 2,87%, bij een tarief van 30% is dat 0,86% belasting
2018: (67% x 1,30% + 33% x 5,38% =) 2,65%, bij een tarief van 30% is dat 0,80% belasting

Tweede schijf belast vermogen € 75.000 – € 975.000     
2017: (21% x 1,63% + 79% x 5,39% =) 4,60%, bij een tarief van 30% is dat 1,38% belasting
2018: (21% x 1,30% + 79% x 5,38% =) 4,52%, bij een tarief van 30% is dat 1,36% belasting

Derde schijf belast vermogen > €  975.000           
2017: (0% x 1,63% + 100% x 5,39% =) 5,39%, bij een tarief van 30% is dat 1,62% belasting
2018: (0% x 1,30% + 100% x 5,38% =) 5,38%, bij een tarief van 30% is dat 1,61% belasting
 

BEPERKTE GEMEENSCHAP VAN GOEDEREN

Op dit moment geldt voor stellen die geen afspraken maken bij het huwelijk of geregistreerd partnerschap de algehele gemeenschap van goederen. Dit houdt in dat alle bezittingen en schulden die voor en tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap zijn aangegaan/opgebouwd gezamenlijk eigendom zijn. Na een scheiding moeten partners in beginsel de bezittingen en schulden verdelen.

Vanaf 1 januari 2018 geldt voor stellen die trouwen of een geregistreerd partnerschap aangaan automatisch de beperkte gemeenschap van goederen. Dit houdt in dat alleen het vermogen dat tijdens het huwelijk of het geregistreerd partnerschap is opgebouwd in de gemeenschap valt. Voorhuwelijks vermogen, giften of erfenissen blijven privévermogen en vallen dus niet in de gemeenschap. Om te kunnen aantonen dat bepaalde bezittingen of schulden voorhuwelijkse bezittingen of schulden zijn is een goede vastlegging hiervan belangrijk.

Als u van het nieuwe wettelijke huwelijksregime wilt afwijken, kunt u huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden opmaken. Wil u hier meer over weten, wij adviseren u graag!
 

SCHENK- EN ERFBELASTING EN HUWELIJKSE VOORWAARDEN          

In 2018 wordt duidelijker vastgelegd in welke gevallen huwelijkse voorwaarden leiden tot het verschuldigd zijn van schenkbelasting. Bij het aangaan of wijzigen van huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden kan er een vermogensverschuiving plaatsvinden. Per 2018 wordt in de wetgeving vastgelegd wanneer er sprake is van een schenking en er schenkbelasting dient te worden geheven. Voor de erfbelasting bestaan soortgelijke bepalingen. Deze regels gelden ook voor ongehuwd samenwonenden met een notarieel samenlevingscontract.

De hoofdregel wordt dat het aangaan of wijzigen van huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden uitsluitend tot heffing van schenkbelasting kan leiden voor zover het aandeel van de minstvermogende partner in het totale vermogen meer wordt dan 50% of het aandeel van de meestvermogende partner in het totale vermogen toeneemt. Wanneer het huwelijk, geregistreerd partnerschap of notarieel samenlevingscontract wordt gesloten met als voornaamste doel het ontgaan van schenk-of erfbelasting, dan is ook schenkbelasting verschuldigd.

VENNOOTSCHAPSBELASTING

De eerste schijf van de vennootschapsbelasting wordt in 2018 verruimd. Op dit moment wordt 20% vennootschapsbelasting over de eerste €200.000 winst gerekend. Per 2018 zal deze schijf worden verruimd naar € 250.000.

BTW

Wetsvoorstel afschaffing landbouwregeling
Op dit moment kan de ondernemer in de agrarische sector ervoor kiezen om gebruik te maken van de landbouwregeling of kiezen voor toepassing van de normale btw-regeling. Het wetsvoorstel Wet afschaffing van de btw-landbouwregeling heeft tot doel om de landbouwregeling in de omzetbelasting per 1 januari 2018 af te schaffen. Dit houdt in dat alle agrariërs (land- en tuinbouwers, veehouders en bosbouwers) btw-plichtig zijn. Zij dienen over hun prestaties btw te voldoen en kunnen btw over de aan hen verrichte prestaties terugvragen. Dit brengt met zich mee dat alle agrariërs vanaf 2018 de verplichting hebben om aangiften omzetbelasting in te dienen.
De landbouwer die tot 1 januari 2018 onder de landbouwregeling viel en btw in rekening gebracht heeft gekregen in verband met de aanschaf van goederen en diensten in eerdere jaren, kon deze btw niet terugvragen. Deze landbouwer valt vanaf 1 januari 2018 onder de toepassing van de algemene btw-regels en zal alsnog in aanmerking willen komen voor de niet-genoten aftrek met betrekking tot investeringsgoederen. Er is een overgangsregeling voor landbouwers die tot 1 januari 2018 onder de landbouwregeling vielen en investeringsgoederen hebben aangeschaft:

–  Voor investeringsgoederen die vóór 1 januari 2018 in gebruik zijn genomen, geldt volgens de bestaande herzieningsregels dat het niet mogelijk is om de aftrek in één keer te herzien, maar wordt de herziening over een aantal jaren gespreid. Het overgangsrecht bepaalt echter dat deze herziening – onder voorwaarden – in één keer kan plaatsvinden voor de resterende herzieningsperiode in het eerste belastingtijdvak van 2018.

–  Voor investeringsgoederen die voor 1 januari 2018 zijn aangeschaft, maar op 1 januari 2018 nog niet in gebruik zijn genomen, geldt volgens het overgangsrecht dat de btw-aftrek voor de aanschaf van deze goederen en diensten in het eerste belastingtijdvak van 2018 plaatsvindt.

Geneesmiddelen
Met ingang van 1 januari 2018 wordt de definitie van het begrip ‘geneesmiddelen’ voor de omzetbelasting (btw) gewijzigd/aangescherpt. Deze aanscherping is het gevolg van een arrest van de Hoge Raad van 11 november 2016. In dit arrest werd bepaald dat producten, die op basis van hun presentatie als geneesmiddel een relatie hebben met gezondheid, onder het verlaagde btw-tarief van 6% vallen. Dit zijn bijvoorbeeld zonnebrandmiddelen en tandpasta’s.  De gevolgen van deze uitspraak waren voor de overheid onwenselijk.

Voor 2018 geldt dat wordt aangesloten bij de definitie uit de Geneesmiddelenwet. Alleen geneesmiddelen waarvoor op basis van de Geneesmiddelenwet een handelsvergunning is verleend, komen in aanmerking voor het btw-tarief van 6%. Deze nieuwe wetgeving houdt in dat sommige producten die nu onder het verlaagde tarief vallen, zoals bijvoorbeeld zelfzorgproducten tegen verkoudheid, onder het verhoogde tarief gaan vallen.

EERDER AANGEKONDIGDE MAATREGEL: PENSIOEN IN EIGEN BEHEER

Vanaf 1 juli 2017 is het niet langer mogelijk om pensioen in eigen beheer op te bouwen. De uitfasering van pensioen in eigen beheer wordt verder doorgezet. Tot en met 2019 kunnen opgebouwde pensioenaanspraken worden afgekocht. Als voor afkoop in 2017 wordt gekozen, wordt een korting verleend van 34,5%. Vanaf 1 januari 2018 geldt nog slechts een korting van 25%. Die korting daalt vanaf 1 januari 2019 verder naar 19,5%. Na 1 januari 2020 kan het pensioen in eigen beheer niet meer worden afgekocht of worden omgezet in een oudedagsverplichting. Afkoop van pensioen in eigen beheer is in 2017 fiscaal voordeliger dan in 2018 of 2019, omdat de korting in 2018 en 2019 daalt.
Heeft u vragen over de voorgestelde wet- en regelgeving en/of wilt u weten wat de voorgestelde plannen voor u betekenen. Neem contact met ons op, wij adviseren u graag!

 

Hoewel aan de totstandkoming van deze nieuwsbrief uiterste zorg is besteed, aanvaardt de uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de gevolgen hiervan.